Landelijk

 

Ode aan mijn kleren

Iedere ochtend, kleren,
Liggen jullie te wachten
Zomaar over een stoel heen
Om gevuld te worden
Met mijn ijdelheid,
Mijn liefde, mijn hoop, mijn lijf.
Nauwelijks
Kom ik mijn slaap uit,
Neem ik afscheid van het water,
Of ik stap je mouwen in,
Mijn benen zoeken de
Holte van je pijpen,
En aldus gekoesterd
In je onvermoeibare trouw
Ga ik uit dauwtrappen
Ga ik tot poëzie in:
Ik kijk door ramen naar binnen
Naar dingen –
Mannen, vrouwen,
Daden en gevechten
Maken me wat ik ben,
Dagen mij uit,
Doorploegen mijn handen,
Openen mijn ogen,
Geven smaak aan mijn mond
En zo,
Kleren,
Maak ik jullie ook wat je bent,
Ik steek je ellebogen uit,
Ik breek door de garens
En zo groeit jullie leven
Naar het beeld van het mijne.
Ik vraag me af
Of eens
Een kogel
Van de vijand
Een bloedvlek van me op je achterlaat
En dan
Zouden jullie sterven met mij
Of wie weet
Wordt het allemaal
Maar heel gewoon
En je wordt doodgewoon ziek,
Kleren,
Samen met mij, met mijn lijf
En samen
Gaan we in tot de aarde
Daarom
Groet ik jullie
Elke dag
Met eerbied, en dan
Omhelzen jullie mij en ik vergeet je
Want we zijn één
En we blijven het hoofd bieden
Aan de wind, de nacht
De straten of de strijd:
Één enkel lichaam,
Wie weet wie weet eens onbeweeglijk.

Pablo Neruda

Reacties zijn gesloten.